slachtpartijtje

Slachtpartijtje

Je hebt soms van die zakelijke snoepreisjes. Congresje hier, beursje daar, businessclass naar New York – of lopend naar het sprankelende bedrijventerrein Lovense Kanaaldijk in Tilburg-Oost voor een heuse ‘filmdag’.

Tsjah, verschil moet er wezen. Maar toch, in het kielzog van een cameraman enthousiaste ondernemers interviewen is voor mij de slagroom op mijn zakelijke taart, de kers op mijn communicatiecake. Al sta ik liever vóór de camera.

Het begon al met de voorpret. ‘Het gaat niet om de bestemming, maar om de reis ernaartoe’, zou Boeddha ooit gezegd hebben. Die is vast nooit door de Enschotsestraat naar industrieterrein Lovense Kanaaldijk in Tilburg-Oost gelopen… Want zo trok ik met de benenwagen de paden op, de lanen in, vooruit met flinke pas. Door drukke straten, via vieze studentenhuizen, langs lege portieken naar het rafelrandjes van de stad.

Die wandelroute liep (lopen wandelroutes?) toevallig ook langs slachterij Vion. Als ik dat wist had ik een blokje om gelopen, maar dat is in Tilburg lastig omdat elke staat open ligt. En zo kwam ik noodgedwongen langs het slachtterrein vol slagbomen, camera’s en Vion-vlaggen fier in top.

Slachthuis Vion heeft een hart als logo, in de ‘natuurlijke kleuren’ groen en blauw. Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding, was mijn eerste gedachte. Mooi gevalletje misplaatste marketing, met je mooie plaatjes en praatjes over snijzalen, vacumeren en besterven. Ik verzin dit niet.

Ik probeer een beeld te vormen van wat er zich afspeelt achter de hoge muren en hekken met prikkeldraad. Dat was niet per se nodig, want ik heb al genoeg leed gezien over de vleeswereld op YouTube (kijkwaarschuwing), Zembla, het journaal en de Keuringsdienst van Waarde.

Toch luisterde ik naar krijsende koeien met gespitste oren, snoof ik naar de geur van dood en bederf met mijn neus, en zocht ik naar bloedsporen met de bril op het puntje van mijn neus. Mijn bril zakt af – net als mijn broek als ik denk aan de impact van de vleesindustrie op het milieu en het dierenleed dat erachter schuilgaat.

Klink ik activistisch? Mooi.

In de tijd dat ik vervolgens bezig was met koffie drinken (filmen is hard werken) en werken (onder het genot van meer koffie), telde ik de veewagens die voorbijreden. 20.

20!

Twintig vrachtwagens met runderen achter het stuur (kom op, chauffeur, ga gewoon pakketjes bezorgen…) én in de trailer. Hun dood tegemoet rijdend in een grijze 30-kilometerzone aan de stinkende periferie van de stad, op weg naar het koeienkerkhof.

De rest van de tijd was ik met mijn hoofd bij het feestje van de filmopnamen, maar met mijn gedachten bij de slachtpartij in de slachterij. De knoop in mijn maag sterkte mij in mijn vleesvrije overtuiging. Dat is winst, maar wel ten koste van opnieuw 20 vrachtwagens vol runderen.

Wat mij nog het meest verbaasd heeft? Naast de slachterij staan dus huizen, waar mensen wonen. Wie wonen daar? Gewone mensen die hun vlees zo vers mogelijk willen hebben en dus maar naast de slachterij zijn gaan wonen? De slachthuisopzichter die met geheime camera’s de misstanden in de gaten houdt? Een veroordeelde seriemoordenaar die de geur van bloed en ledematen niet kan missen?

En wat zouden die mensen in die huizen daar dan doen? Bouwen ze feestjes? Of vieren ze een slachtpartijtje?

Laat de Zondagsman wat weten!