Koningsdag. Voor sommigen de dag van met vrienden op een terras te dure biertjes drinken in een oranje overall. En ondertussen verkleed volksfeestvolk met rood-wit-blauw schinkvlaggetjes op hun wangen en oranje pruiken op hun kop uitlachen. Eigenzinnig volkje toch, die Hollanders.
Voor anderen is Koningsdag de dag van studentikoos indrinken in een overbevolkte trein op weg naar een overbevolkt festival van Radio 529. Of Radio 538. Rekenen is niet het sterkste punt van de student vandaag de dag.
Voor weer anderen (jep, c’est moi) is Koningsdag de dag van dozen rommel naar een park sjouwen en de inhoud voor een habbekrats verkopen met je kinderen op een winderig grasveld. Om na 4 uur van je leven die je nooit meer terugkrijgt te concluderen dat je uurloon hoger is dan de winst – je had beter kunnen gaan werken.
Ja, dat weinig romantische beeld van het ouderschap op Koningsdag vertellen ze je niet als aanstaande ouder. Maar het wordt nog erger.
Op de kinderkraampjesvrijmarkt staat iedereen op een rijtje bij zijn eigen kleedje uren te wachten een klant. De tippelzone is er niks bij. En die ‘je’ in de vorige zin, dat is dus de ouder. De kinderen zijn namelijk na 5 minuten vertrokken naar de trampoline. Of naar andere kleedjes om hun zojuist (door jou) zuurverdiende 50 cent weer uit te geven aan vergeelde boeken, smoezelige knuffels en knutselwerkjes van twijfelachtig resultaat.
De kinderen? Die springen na een uur hun sugar rush van de voor 20 cent gegrabbelde kauwgomballen uit hun lijf op de springkussens. Vervolgens mogen de papa’s, mama’s, opa’s en oma’s gaan onderhandelen over de prijs van de strijkkralen en puzzels met net iets minder stukjes dan op de doos staat.
“Wat kost die puzzel?”
“Een euro.”
“80 cent?”
Volwassenen met een grotemenseninkomen die gaan afdingen voor 20 cent? De gevolgen van de inflatie beginnen nu echt nijpende vormen aan te namen. Toch voelde ik me vrij onvolwassen toen ik moest onderhandelen over een Minnie Mouse-haarspeldje. Maar goed, ik stond dan ook op een kindervrijmarkt.
Maar wat mij nog het meest verdrietig maakte? Naast dozen ontgroeid speelgoed van de kinderen nam ik ook een doos rommel – nee, een doos vol nostalgie en weemoed – van mijzelf mee. Dat op zich maakte mij niet verdrietig. Maar aan het eind van de dag bleek de meuk, zooi, rommel en troep van de kinderen populairder dan mijn eigen prachtige jeugdboeken.
Schandalig. Hoe kan een incomplete bingoset, afgekloven Nijntjeknuffel of kapotte knikker nu populairder zijn dan een historische roman van Simone van der Vlugt. Of Snelle Jelle. Brammetje Bond. Pinkeltje. Kruistocht in Spijkerbroek. Allemaal voor één (1!) euro (€!). Ik weet niet wat mij triester maakt: mijn jeugdherinneringen die voor die prijs in de etalage staan (oké, op een vies kleedje liggen- nóg erger), of dat werkelijk niemand het koopt.
Maar het ergste van Koningsdag? Dat je op een vrije dag blij bent dat je na 5 uur verkleumen op een rommelmarkt 46,50 euro verdiend hebt. Die je vervolgens bij de kinderen mag inleveren, want het was hun speelgoed. Dat jij verkocht hebt terwijl zij op het springkussen stonden, doet er duidelijk niet toe.
Gelukkig heb je stiekem een paar euro kunnen afromen van de winst die eigenlijk voor je kinderen was. Voor een biertje dat net zo duur blijkt als 4 boeken, 3 puzzels of 40(!) haarspeldjes van jouw kleedje.
Maar het was wel gezellig, Koningsdag.